Abdelkader Benali - 11 dec 2024

          Op 12 november bezocht ik Plein 40-45 om daar de Nederlandse media te woord te staan. Nieuw-West was weer eens de navel van onze poreuze wereld en aan mij de eer om te redden wat er te redden viel. Bij aankomst zag ik ook internationale media, het begon te kriebelen bij me: zou ik ook in het Engels, Duits en Frans de wereld toe kunnen spreken? De gemoederen tot bedaren brengen. De nuance erin leggen. Mijn rol spel op de markt van vraag en aanbod van meninge.

          Het doet wel iets me wanneer ik journalisten en cameramensen zie rondlopen; ik voelde de spanning. De beelden logen er niet om. Een tram was in brand gestoken; de beelden gingen de wereld over. We stonden er weer mooi op.

           Ik zag een Duitse cameraploeg die getuigen zochten van de rellen om te interviewen. Ik zag de marktkoopmannen wegkijken. Ik `zag mezelf al met de Duitse journalist in gesprek, ik zag ook de verbittering bij het winkelend publiek. Sla ons maar over.

          De NOS stond me op te wachten, door sommigen ook wel de staatsomroep genoemd. Cynisch.

          Het kroojuweel van de NOS, het achtuurjournaal, daar deed ik het voor. Ik zou uitvoerig aan het woord worden gelaten: een dikke minuut. Dat is voor Journaal-begrippen een eeuwigheid.

          Gerri Eickhoff ging de vragen stellen. Gerri Eickhoff! Een levend ikoon van de Nederlandse journalistiek, het hart klopte in de keel. Eindelijk beroemd. Mister Plein ’40-’45!

 Het door de wol geverfde mediadier dat ik ben stond De Gerri te woord. Ik analyseerde de situatie in de buurt, het stadsdeel, de stad, het land, de wereld op de welbekende wijze. Het gaat erom vergezichten te scheppen. Ja, het zijn rotjongens, maar wel onze rotjongens. Het was toch van de gekke dat iedereen op ons sprong zogenaamd omdat er een integratieprobleem was. Ik schudde met het hoofd, liet veelbetekende stiltes vallen en sloot af met hoopvolle woorden dat ook na de rellen het leven doorging in Nieuw-West, het equivalent van: u kunt weer rustig gaan slapen.

          Ondertussen gingen achter me de marktkoopmannen onverstoorbaar verder met het verkopen van zachte avocado’s en het rangschikken van winterjassen in rekken.  Ze keken nog steeds weg, de Duitse journalisten kregen geen kans. Duitsland kwam niet mijn kant op, ik zag er te Links uit, te weinig allochtoon, niet het juiste soort getinte huidskleur om de beeldvorming mee te maken. Es tut uns leit.

          Een Nederlandse mevrouw had al die tijd bij ons gesprek gestaan. Haar bril, sjaaltje en bril maakten een hoog Groen-Links-gehalte.

           Ze luisterde aandachtig naar wat ik Gerri Eickhof te vertellen had; ik zag haar ook vaak knikken. Het knikken van de bezorgde burger die er helemaal klaar mee is. HIer stond iemand die zich met het gesprek wilde bemoeien.

          De Gerri boog zich naar de vrouw. “Wat is uw kijk op de gebeurtenissen?”

                     “We zijn wel wat gewend,” was haar antwoord. Ze leefde al jaren naar volle tevredenheid in Nieuw-West. Sprak de wereld van een ramp, zij sprak van een beetje onrust. Sprak de wereld van integratieprobleem, dan sprak zij van integratiewonder. De kloof tussen people in the know en de rest daarbuiten werd pijnlijk zichtbaar.

          Van “Nieuw-West, je zal er maar wonen,” naar “Nieuw-West, waar ik woon. Laat ons met rust.”

          Het leven met mensen uit verschillende culturen was wat haar betrof geen last maar een zegen; ongeacht wat de buitenwacht ervan mocht vinden. Het rolde er allemaal zo prachtig politiek-correct uit dat ik er van smolt. Dit kon je niet regisseren. Daar stonden we, de Marokkaanse schrijver en de Nederlandse bewoner zij aan zij onze wereld te verdedigen. Het enige wat ontbrak was een zakdoekje. Hashtag #ikbenhetintegratieprobleem.

 Ik wilde weglopen.

          Een journalist sprong op me af. Of wat ik had verteld nog een keer kon zeggen. Maar dan voor RTL-4.

          Ben je gek. Ik moest weg. Ik had het koud.

          Op de Burgemeester de Vlugtlaan kocht ik wat mandarijnen bij groenteboer Yakhlaf; een gigantische zaak die mede dankzij zijn vast, lage prijzen heel wat gezinnen bedient. Binnenin herbergt de groenteboer ook nog een slagerij.

           Mensen deden hun boodschappen in stilte, alsof ze net van een begrafenis kwamen; ze waren zich verdacht veel aan het gedragen als modelburgers. Misschien deden ze dat ook wel omdat je nooit wist wat er kon gaan gebeuren: een schietpartij, een verkeersongeluk, een nieuwe rel. Je was voorbereid op het onverwachte door vooral doodgemoedereerd verder te gaan. Wat zijn die Marokken stil.

          De Burgemeester de Vlugtlaan zit in mijn hart. Ik bezocht de straat twintig jaar geleden voor het eerst om wat te gaan drinken bij een vriend. Het was de periode dat ik Nieuw-West intensief begon te bezoeken, voor vriendschap, maar ook om hard te lopen; ik liep het Rondje Sloterplas voordat ik wist dat het Rondje Sloterplas heette. Nieuw-West beviel me wel, het deed me denken aan de stad die ik verlaten had: Rotterdam. Had ik heimwee naar de Maasstad dan ging ik naar Nieuw-West. No-nonsense verpakt in de bakstenen van de moderniteit, al die doorzonwoningen; het had hier net zo goed Tarwewijk, Rotterdam-Zuid, kunnen zijn.

           De Burgemeester de Vlugtlaan is exemplarisch voor de vernieuwing die in Nieuw-West heeft plaatsgevonden. De straat ligt er al een tijdje heel goe goed bij, dat er af en toe een cafe wordt opgeblazen is deel van couleur locale. Ook een schietpartij kunnen de mensen best wel goed hebben. Ze zeggen dan dat ze niks hebben gehoord.

          Toen ik vijf jaar geleden als vaste bewoner in Nieuw-West neerstreek kreeg ik van bewoners binnen de ring vaak te horen hoe ik het daar uithield.  Ze lazen in stadskrant Parool veel over schietpartijen en afrekeningen. “Ik heb vijftien jaar in de Rivierenbuurt gewoond,| was dan mijn antwoord, “en daar heb ik ook menige afrekening en liquidiatie meegemaakt. Toen ik er in 2003 net kwam wonen was Endstra net omgelegd, een coffeeshophouder was ontvoerd uit zijn zaak op de Churchill-laan, nota bene mijn straat en Holleeder zag ik vaak genoeg op de Scheldestraat – maar dat is romantiek, geen echt geweld.

          Inmiddels kent het gebied rond de Vlugtlaan de grootste intensiteit van donerzaken in Nederland, uit een recensie in Parool bleek dat best wel veel goede doner in Nieuw-West wordt gemaakt.

          De Turkse middenstand in de Burgemeester de Vlugtlaan is stug blijven doorploeteren. Turkse yoghurt blijft lang goed en het daarbij horende humeur ook. De Vlugtlaan heeft ook een cultureel centrum, Makam genaamd, en een bioscoop, de Vlugt.    Als je op een heldere dag door je wimpers naar de Vlugtlaan kijkt dan zie je al iets van een cultureel kwartier.

          Had ik dat niet tegen GErri Eickhoff moeten zeggen, dat hij zich bevond in een stadswijk waar mensen ondanks alle beeldvorming en tegenwind gewoon waren doorgegaan met ondernemen en leven? Dat mensen muziek maakten, biertjes dronken en dat bij de Hema alle culturen samenkwamen om te genieten van koffie die een euro kost?

           Had ik moeten vertellen dat in het piepkleine cultuurhuis gesprekken waren gevoerd over homoseksualiteit onder moslims en dat daarna Andalusische muziek was gespeeld? En had ik niet moeten vertellen dat de Akbarstraat, waar Makam aan grenst, jaren geleden door de altijd opgewekte Rottenberg was geportretteerd in een documentaire die ging over de Slechtste Wijk van Nederland en dat een appartement in diezelfde straat inmiddels hot property was geworden. Er staan drie appartementen te koop in die ooit eens zo verfoeide Akbarstraat; gemiddelde vraagprijs: 7.300 euro de vierkante meter, en allang verkocht.

En had ik Gerri niet moeten vertellen dat die stedelijke vooruitgang mede op het conto van die bewoners te schrijven is maar dat diezelfde bewoners door de gestegen welvaart en dus woningprijzen, steeds meer in het nauw komen?

          Voordat ik doorga over onroerend goed wil ik u wat vertellen over de geschiedenis van straat.

          De laan is vernoemd naar Willem de Vlugt die in de jaren twintig burgemeester was van Amsterdam. Om heel eerlijk te zijn: het was geen beste man. Had hij nu geleefd dan was hij al duizend keer gecanceld.

           Uit hoofde van die functie liet hij in 1934 het protest  dat in de Jordaan losbrak toen de werkeloosheidsuitkeringen voor de zoveelste keer werden verlaagd bloedig neerslaan. Hij riep het leger in. Die kwamen met de geweren. Er vielen vijf doden. Het deed hem geen zier.

          Burgemeester de Vlugt had ook niet veel op met de gekleurde medemens.

          De Vlugt liet ook jazz-cafe’s waar zwarte muzikanten speelden sluiten. “Het zwarte gevaar,” zoals het werd genoemd in de politierapporten had iets teveel aantrekkingskracht op de witte meisjes. Het zwarte personeel werd ontslagen. Het beroepsverbod van Vlugt was geinspireerd door de rassentheorie van de nazi’s. Daar kon De Vlugt wel wat mee.

          Toen Amsterdam werd bezet door de Duitsers, regelde Vlugt een politie-escorte die de soldaten kon begeleiden naar Haarlem. Je moet je gasten tenslotte netjes behandelen.

          Voor Vlugt waren de Duitsers een broedervolk. Historicus Jan Blokker schrijft over de ontvangst van rijkscommissaris Seys-Inquart door de burgemeester bij zijn eerste bezoek aan Amsterdam:

          “‘De knik in z’n rug getuigt van een groot gevoel van onderdanigheid. De buigzaamheid die door de meeste burgemeesters in oorlogstijd in acht werd genomen, is hier ver te zoeken. De Vlugt boog niet, hij onderwierp zich.’

          Voor de Joodse Amsterdammers stak Vlugt geen poot uit. De ambtenaren die zich wilden aansluiten bij de Februaristaking konden daarna ook thuisblijven.

          En naar deze man is een straat vernoemd. We hebben standbeelden van foute helden omver geworpen zien worden, maar hoe zit het met de straten?

          Hoe is het om in Nieuw-West te leven, werd er gezegd toen ik er vijf jaar geleden met mijn gezinnetje neerstreek.

          Het antwoord erop kon ik na een week al formuleren en dat luidde als volgt:

          In een week in Nieuw-West had ik meer sociale contacten op straat gehad dan in 15 jaar Rivierenbuurt bij elkaar. Ik was niet van stadsdeel verhuisd, ik was van mentaliteit verhuisd.

          De eerste indrukken zijn de beste indrukken.

          Wat had ik Gerri Eickhoff nog meer kunnen vertellen? Dat in Nieuw-West krachtige gemeenschappen groeien en bloeien die het liefst ver blijven van de media.

           De kopschuwheid zelfbescherming is. Marokkaanse taxichauffeurs die in Nieuw-West wonen zullen geen aangifte doen van de ondergane agressie tijdens de rellen uit angst opgepakt te worden op verdenking van terrorisme.

          Dat er moeders zijn die hun kinderen instructies meegeven om te kunnen praten in de klas als het Jeugdjournaal ter sprake komt want dan gaat het weer over Marokkanen.

          Dat de Marokkaanse weekendschool waar ik mijn kinderen breng liever niet wil dat ik het adres in mijn columns prijsgeef uit angst voor bedreigingen.

          Had ik Gerri moeten vertellen dat de enige keer dat ik in Amsterdam bedreigd was, kwam van een witte jongeman die gevaarlijk dichtbij rondjes fietste om mij, mijn dochter en haar vriendin en snauwde dat ik “de vijfde colonne,” was en ik het Westen spiritueel aan het verzwakken was. Ik begreep niet zo goed waarom ik Nieuw-West spiritueel zou verzwakken, maar toen ik wat langer naar hem keek begreep ik dat hij niet mijn stadsdeel bedoelde.

           In de ogen van deze Nederlandse man was ik geen goede moslim omdat ik niet recht stond voor de conservatieve waarden.

          Ook dat is Nieuw-West: een niet-moslim die meer weet van de islam dan jij.

          Ik deed aangifte van de bedreiging en kreeg uitstekend contact met de wijkagent van het Bureau aan de Postjesweg. Hij drukte me op het hart aangifte te doen. “Want moslims doen geen aangifte. De moskee was meermalen besmeurd geweest met luiers met inhoud. Het bestuur gaat niet over tot aangifte.” De wijkagent hield duim en wijsvinger maar een klein beetje van elkaar vandaan, “moslims hebben een klein dossier,” en zolang dat dossier klein is, kunnen we niet tot duurzame verandering komen.

          Ik moet altijd even tandenknarsen wanneer Nieuw-West wordt belicht als het Wilde Westen en niet het Leuke Westen.

          Er vinden feesten, tentoonstellingen en evenementen plaatst in dit stadsdeel zonder dat dat enige aandacht trekt. Wanneer het Parool over vuurwerk in Nieuw-West schrijft dan zijn dat vaker Cobra’s dan sterretjes.

           Ik weet wel hoe dat komt. Het Parool is een beetje kleurenblind. Ik geniet van de restaurantrecensies in de krant. Ik kijk altijd extra lang naar de foto van het etende en drinkende publiek.

          Als er wat te feesten is zien we vaak jonge, witte vrouwen het glas prosecco heffen die worden aangekeken door frisse koppies van de Zuid-As.

Wat ik te weinig zie zijn al die andere Amsterdammers die feest vieren en ook gelukkig willen zijn.

          Na de rellen van de binnenstad werd er luidkeels geroepen dat er een einde moest komen aan de dialoog. Want we hadden al zoveel kopjes thee gedronken, in een kring gezeten en rond de meiboom gedanst. Het had niets opgeleverd. Het werd tijd voor repressie. Want denk je daarmee de vaders en moeders, de taxichauffeurs en de broodbakkers in het gareel te houden? Moedig en onverzettelijk was onze burgemeester dat ze zich teweerstelt tegen de machtsgreep die Geert Wilders in Amsterdam wil plegen. Terwijl zij en vele anderen bezig waren om de stad niet alleen bij elkaar te houden maar ook bezig was om zoveel anderen er bij te betrekken kwam de haat met volle baken uit Den haag binnengestroomd. De pax Amstelodamum moet verdedigd worden.

          Dus ja, praten moet, meer dan ooit; in de bibliotheken, in de buurthuizen, in de huizen van de Wijk, op de markten en pleinen.

          Wat de rellen vooral lieten zijn was dat we helemaal niet met elkaar praten. Vergis je niet: zo goed kennen we elkaar niet. Binnen de ring heerst er uberhaupt de gedachte dat buiten de ring geen toegevoegde waarde heeft; men kent het domweg niet.

          En op een paar heethoofden als ik na maakt niemand zich daar druk over. We hadden net zo goed niet kunnen bestaan. En dus zijn we gepikeerd, en boos dat wanneer de pleuris uitbreekt we ons gedwongen voelen onszelf te verdedigen.

          Wanneer er eens wat positieve aandacht richting Nieuw-West komt dan heb ik bijna het gevoel dat ik daar blij om moet zijn; ik zou de krant een brief moeten schrijven om ze te bedanken namens alle inwoners van Slotermeer, Osdorp en Overtoomse Veld.          

           Ik snap het ergens wel; Nieuw-West is een modern stadsdeel, opgebouwd na de tweede wereldoorlog en ook echt bedoeld om te breken met het verleden, en dat is een flinke breuk met het historische Amsterdam dat bijkans zucht onder de geschiedenis. Nieuw-West is een anomalie en zo was het ook bedoeld: Dit stadsdeel moest de toekomst dragen om verlost te worden van het verleden. Hier werd het Amsterdamse modernisme uitgevonden.

                             Nieuw-West is in die zin de negatie van Amsterdam. Het is dan ook gek dat in het kader van de wederopbouw de grote laan van Nieuw-West werd vernoemd naar een foute burgemeester van dat oude Amsterdam. Waar bemoeit de stad zich mee.!
          NIet veel mensen weten dat een van de grootste schrijvers van de vorige eeuw in Nieuw-West heeft gewoond, Gerard Reve.

          Wat weinig mensen weten is dat de Olympische kampioen Usain Bolt, winnaar van meervoudig goud op de sprint, een tijdje logeerde in het grote witte appartementecomplex dat zich uitstrekt vanaf het politiebureau aan de Postjesweg totaan de nieuwbouw van het Nieuwe Spoorpark. Toen ik in de corona-tijd ging hardlopen met een buurtgenoot werden we vergezeld door een oud-kampioen hardlopen, Joessoef. Toen we terugkwamen van ons Rondje SLoterplas wees Joessoef naar de de appartementen en vertelde dat voorafgaande aan de Olympische SPelen van Bejing, in 2008, Usain Bolt, daar had gelogeerd. In Avenida, een van de oudste broodjeszaken in deze buurt, at hij een broodje kip. Een jaar later zou hij op de Olymische Spelen naar historisch goud lopen en met terugwerkende kracht meen ik dat dat broodje kip van Avenida daar aan heeft meegeholpen.

          Helden komen en gaan in Nieuw-West. Vergeet Abdelhak Nouri niet. Maar vergis je niet, Nieuw-West is niet alleen die moderniteit. Het is ook de oudste geschiedenis van Amsterdam.

          Voor de zeventiende eeuwse Amsterdammer was de Osdorperweg de plek waar de wereld eindigde. Daar stond de banpaal waar waar je werd achtergelaten als je in de stad een misdaad had gepleegd. De banpaal was een vorm van sociale dood en werd in die tijd meer gevreesd dan de doodstraf. Want voor wie geen plek meer is in de samenleving, kan niet overleven. Eenzaamheid is zijn straf, een vorm van verstikking.

          Het is zo mooi dat Nieuw-West juist de plek is waar voor veel mensen de wereld begint, als vluchtplek, als plek van aankomst; ook omdat tot voor kort de huren hier nog mild waren.

          Die identeit van Nieuw-West heeft geleden onder beeldvorming.

          Het Parool plaatste jaren geleden een grappig bedoeld kaartje van Amsterdam waarin het Overtoomse Veld, dus deze wijk, Klein-Gaza noemde.

          Nieuw-West was onderdeel van het Uitbreidingsplan van stedebouwkundige Van Eesteren en zijn rechterhand Jacoba Mulder. Laten we de naam van deze stedebouwkundige want deze vrouw is ten onterechte uit de geschiedenis gevallen. Wat niet helpt is dat ze haar correspondentie heeft laten vernietigen.

           Het is aan Jacoba Mulder te danken dat we in deze stad speelplaatsen hebben en het is aan haar te danken dat de na-oorlogse appartementen ver genoeg van elkaar vandaan stonden om ruim zonlicht te ontvangen, want ook de arbeider heeft recht op licht. Ze ontwierp ook het Amsterdamse Bos. Laten we Burgmeester de Vlugtlaan veranderen naar de Jakoba Mulderlaan dan praten we er niet meer over.

          Nieuw-West was het antwoord op de oorlog: hier gingen we alles anders doen, ruim baan voor de moderniteit. Moderniteit betekende huizen met gasverwarming, balkons en parken in de buurt. Scholen op loopafstand. Het ontwerp van Van Eesteren dat in de jaren dertig al klaarlag kreeg na de oorlog ruim baan. Het optimisme van de moderniteit was aanstekelijk.

          Werd die moderniteit eerst bejubeld, mettertijd werd daar ook op neergekeken. Het zou allemaal wat te gelijkvormig zijn, de betonlucht overheerste en al die gelijkgeschakelde huizen hadden iets deprimerends, vooral wanneer de voortuinen werden gebruikt als afvalbak.

          En toen in de jaren zeventig de nieuwe bewoners gezelschap kregen van de nieuwe bewoners van binnen de ring, voornamelijk Turken en Marokkanen op de vlucht voor verkrotting en schimmelwoningen, werd Nieuw-West een ander soort Nieuw-West dan Van Eesteren het had bedacht.

          Het is wellicht die moderniteit van Nieuw-West waar mensen slecht mee om kunnen gaan, maar het is ook die moderniteit die verschillende mensen uit de hele wereld aantrekt om zich hier te vestigen.

          Moderniteit betekent dat je niet wordt afgerekend op waar je vandaan komt, maar wat je doet, moderniteit betekent dat je ruimte mag maken voor nieuwe dingen. De modernitiet wilde de grenzen van het onmogelijke overstijgen, door alle klassen heen werken en grenzeloos denken; de moderniteit heeft een groot hart, met gevoel voor rechtvaardigheid. Moderniteit laat veel open, niet alleen voor lucht en leegte, maar ook omdat ruimte noodzakelijk is om te groeien.

           En moderniteit is ookd at er betaalbare woningen zijn voor mensen, ook die met een kleine beurs.

          Dus ben ik extra gevoelig als ik hoor dat in mijn straat waar prachtige complexen voor hoge middenhuur verrijzen appartementen letterlijk staan te verkrotten. In de Knijtijzerplanden op de Jan Evertsenstraat wonen al meer dan tien jaar mensen schimmel. De woningcooperatie laat het afweten; Rochdale doet niet zijn deel.

          Is het opzet om straks gewoon de boel te kunnen neerhalen en zo plaats te maken voor nieuwe dure woonpaleizen? Je gaat het bijna vermoeden.

           Hoe moet het voelen als je je in je eigen huis niet meer veilig voelt omdat je niet weet of er morgen een sloophamer of een hek voor de deur zal staan?

          Het optimisme van die moderniteit was ook wat geboorte gaf aan Bureau Postjesweg; een kunstgalerie op de begane grond van het appartementencomplex waar ik al bijna vijf jaar woon.

          Heidi Vogel, Holger Nickisch en Iris Dik creerden een ruimte waar mensen uit verschllende culturen zich konden onderdompeln in kunst. Kunstenaars kregen een kleine berust om er te werken en te slapen in ruil voor een expositie die de brug slaat  naar de bewoners.

          Het was uitdrukkelijk de bedoeling om de drempel tussen buurt en kunst weg te nemen. Waar dat idealisme toe kan leiden zag ik in het best in het verblijf van de Duits-Russische kunstenaar Dimitri van den Wittenboer. Deze slungelachtige jongen met een groot bos krullen op het hoofd maakte van de ruimt een huiskamer waar iedereen welkom was. ’s Ochtends trof ik hem al voor de deur, de ochtendzon scheen onbarmhartig door de grote ramen; het kon hem niks schelen, hier zat een man met een missie.

          De galerie keek uit op de verkrotte sociale woningbouw van de Johan Greivestraat. De appartementen boden een treurige aanblik, ooit ontworpen door Jakoba Mulder om de nieuwe mens een nieuwe plek te geven, inmiddels verworden tot een belediging. De smerigheid droop van de daken af. Hoelang kan een mens onder zulke omstandigheden wonen zonder in opstand te komen? Heel lang.

          Al snel vonden de kindern uit deze woningen hun weg naar de huiskamer van de kunstenaar. Hij gaf ze een hamer om gekleurde tegels kapot te slaan; de tegels werden een mozaiek. Klachten van de buren dat het er wel erg hard aan toeging wuifde hij weg. Bij hem kreeg homo ludens, de spelende mens, vrij spel!

          Elke dag zwol het aantal kinderen dat zijn huiskamer bezocht aan; hij liet ze knippen en plakken, en bestelde hamers en tegels bij. Op het eerste gezicht was hier sprake van een onverwachte, doch prachtig samenspel tussen kunstenaar en buurt. Missie geslaagd.

          Elke dat dat ik er langsliep zag ik dat de kinderen weer wat meer huiskamer naar zich hadden teruggetrokken. Inmiddels bivakkeerden ze er. Er klonk recitatie van de Koran uit de ruimte; blijkbaar had het gesprek met de kinderen hem daartoe aangespoord. Toen ik er binnenliep vroeg een kind met een hamer in de hand of ik moslim was. Ik begreep dat wel. Nog niet eerder kregen de kinderen zoveel prikkels te verwerken, nog niet eerder was het aanbod aan keuzes zo groot, nog niet eerder was de gegunde vrijheid zo onvoorwaardelijk. Ze waren meester in hun eigen huis.

          Ik zag ook wel dat de kinderen een tikkeltje brutaal werden; de gegeven ruimte wakkerde de autonomie aan en met autonomie komen pretenties. Ik adviseerde de kunstenaar om zijn gastvrijheid niet onbeperkt te maken, “zonder regels gaan deze kinderen over grenzen heen.”

          “Dat is precies wat ik wil,” zei de kunstenaar.

Er werd ook gegeten in de kunstenaarswoonmaker, mensen van alle rangen en standen en nationaiteiten schoven aan. Het was onvergetelijk, de zon schoof over ons heen, we schepten gnocci met tomatensaus op, de kinderen zaten naast hun ouders, de ouders keken hun ogen uit.

          Niet veel later trof ik de kunstenaar geboeid aan. Het spel dat hij met ze aan het spelen was was uit de hand gelopen. De kinderen hadden het plan opgevat om de kunstenaar in gaffertape te wikkelen. De kunstenaar vond dat geen probleem, waren we niet allemaal kunstenaars!

          De kinderen waren aan de slag gegaan, er was erg veel gaffertape en Wittenberg is lang. Op een gegeven moment bereikten ze ook zijn gezicht, oren, neus en mond. Toe maar. Die kon ook dichtgeplakt. De kinderen hadden de kunstenaar buitenspel gezet. Hij hapte naar adem en moest met de schaar gered worden.

Had het spelletje langer geduurd dan was hij in zijn kunstproject gestikt.

          Mijn reactie op dat incident was er een van boosheid. Dit waren kinderen die van huis uit kort werden gehouden, daar konden ze ook niks aan doen, zo was de opvoeding nou eenmaal. De totale vrijheid die hij ze had gegeven was een brug te ver wat mij betrof. Ik vond dat hij het allemaal veels te utopisch had voorgesteld, je kan niet zomaar kinderen hamers en gaffertape geven en denken dat ze dan maar tot die voorbeeldige kunstenaars zullen uitgroeien. Ze kunnen ook onbewust kwaad doen. Plotseling vond ik de kunstenaar een indringer, iemand die van buiten was gekomen om een interessant experiment uit te voeren. Zou hij diezelfde vrijheid hebben gevonden als hij in Zuid of Rivierenbuurt of de Pijp aan de slag was gegaan?

          Ook dit is modernisme. Experiment. Chaos.

          Modernisme doet pijn wanneer het te dichtbij komt.

          Maar wat het modernisme niet ontzegd kan worden is kinderlijke nieuwsgierigheid. Dat was misschien de les die de kunstenaar mij met zijn project wilde geven: blijf nieuwsgierig naar je buren alleen zo word je grenzeloos. Blijf nieuwsgierig. Bruggen kunnen alleen bestendigd worden door nieuwsgierig te blijven naar elkaar.

          Toen ik in 2019 landde hier stopte een rijdschoolinstructeur midden op straat om mij te vragen wat ik in Nieuw-West kwam doen. “Wonen,” zei ik, waarop de instructeur vol ongeloof zei: “Echt waar, ik dacht dat mensen hier alleen maar weggingen.” Toen kwamen de nieuwe bewoners. Ik noemde mezelf een paard van Troje.

           De huizenprijzen gingen stijgen. En het einde is nog niet in zicht. Hogere prijzen betekent helaas ook minder nieuwsgierigheid want je moet eens weten hoe hard je moet werken om die hypotheek te kunnen ophoesten. Dan blijft er weinig tijd over voor koekeloeren bij de buren.

          In diezelfde week dat ik hier kwam wonen opende Bureau Postjesweg. Vorige maand is het Bureau gesloten en is het aantal nieuwe bewoners niet meer te tellen. Bezoek de Albert Heijn als je een indruk wilt krijgen van die nieuwe bewoners, we beginen steeds meer te lijken op die hippe foto’s in het Parool.

           Nieuw-West is een stadsdeel geworden waar je wilt blijven. Waar mensen van dromen om te wonen.

          Er wordt flink gebouwd. De huizenprijzen zijn in de afgelopen vijf jaar verdubbeld. De verkrote woningen van de Greivestraat zijn neergehaald om plaats te maken voor nieuwbouw, de oude bewoners hebben de garantie gekregen dat ze terug mogen komen.

          Als ik uitkijk vanuit mijn balkon zie ik overal kranen staan, het lijkt wel Dubai. Het leven gaat door. Ik houd mijn hart vast voor de toekomst. Ik weet niet of met het alsmaar stijgende levenspeil, de verharding in de politiek en internatiolisering van de stad Nieuw-West die balans van modernisme voor iedereen nog kan handhaven. Ook dit stadsdeel dreigt onbetaalbaar te worden. Maar dat wisten we natuurlijk al.

          Wat zijn onze wapens? Bitter weinig. Laten we nieuwsgierig zijn naar elkaar. Laten we dat vuur oppoken. Bezoek Tante Toorop, hier om de hoek, waar elke donderdagavond een overheerlijke en betaalbare gezonde hap wordt geserveerd waar verschillende bewoners op afkomen. Er wordt met elkaar gepraat, gelachen en getandenknarst. Dat mag ook. Nieuwsgierigheid tonen wil niet zeggen dat je het met elkaar eens hoeft te zijn of het hardgrondig oneens kan zijn. Maar we zijn gebaat bij nieuwsgierigheid als we middels de aandacht van de ander nieuwe dingen over onszelf ontdekken.

          Nieuw-West is voor mij de wereld. Een plek om hardgrondig chagrijnig om te zijn, om te koesteren ook.

          Maar vecht voor zijn schoonheid. Wees nieuwsgierig. En als je mond wordt afgeplakt met ductape zorg er dan voor dat er iemand in de buurt is die dat ziet. Want je zou het nodig kunenn hebben. Dit stadsdeel is for real.